Boeken

 

Bijna 80 korte anekdotische verhalen en tussendoor teksten van zelf geschreven liedje

  1. Rasenberg
  2. Rinus
  3. Van beesten moet je houden
  4. Uitgeverij Bereklauw, Roermond. ISBN 90 802213 17. 96 pag. gekleurde voorkaft. Geen illustraties verder. Achterop foto schrijver.
  5. Rinus Rasenberg, boerenzoon, jongste telg uit een gezin van zeven kinderen werd dierenarts. “Tien jaar was ik toen ik voor het eerst de lucht rook van een veearts. Die man droeg laarzen. Hij trok een spoor van mest- en medicijnengeur door de keuken. Daar waste hij zijn handen in een teil, gevuld met lauwwarm water. Moeder had het heet gestookt op het fornuis…”. Van veearts… “Zevenentwintig was ik, toen ik een esculaap op de voorruit van mijn lelijke eend mocht plakken. Toegetreden tot het gilde der veeartsen. Regelrecht de praktijk in…”. Tot dierenarts… “Vijfentwintig jaar dierenarts. Ik moet nog zoveel leren. Ik heb geen verstand van paarden, duiven, kippen, mestkalveren, eenden, pauwen, olifanten, ganzen, fretten, slangen en apen…”. Kinderen vragen wel eens: Wat is het verschiltussen veearts en dierenarts…? Het antwoord is simpel: Vroeger maakte een veearts een ziek dier gewoon beter. Een dierenarts maakt er tegenwoordig eerst een patiënt van…
  6. Bijna 80 korte anekdotische verhalen en tussendoor teksten van zelf geschreven liedjes.
  7. Laatste kwart 20e eeuw
  8. Regio Limburg
  9. Conform de tijd
  10. Geen bijz.
  11. ‘ Ik heb stieren gecastreerd. Met een grote tang werden de zaadstrengen gekneusd. Onder lokale verdoving, dat wel, maar het moest snel gebeuren. Tijd was geld’.
  12. Conform de tijd
  13. ‘De boer was [ vroeger] overigens niet mondig genoeg om de dokter, op welke manier dan ook, aan te vallen of te beledigen.’
  14. ‘Vroeger stuurde een dierenarts één keer per jaar de rekening. Ik boog me vier keer per jaar over dat stukje broodnodige administratie.’
  15. Geen bijz
  16. Schrijver beschrijft zijn houding ten opzichte van het beroep en de veranderingen daarin.
  17. Idem
  18. Tijd conform
  19. ‘Er zijn levende en er zijn dode dieren. Wat betreft de laatste categorie: dat hoort bij het leven. Veel diereigenaren komen voor euthanasie, het laatste spuitje. Dat is goed zo. Met het bijverschijnsel is: de patiënt blijft achter in de praktijk. De eigenaar keert met een gelaat vol droefheid huiswaarts, maar houdt er tevens een leeg gevoel en een even lege auto aan over. Het kadaver is immers achtergebleven in de praktijk. Mooi geregeld zou je denken. Kijk, een poedeltje of kat bezorgt je weinig problemen, maar neem eens die bouvier van zestig kilo’s. Wat moet je er mee?….’
  • Schrijver