Boeken

Ruim tachtig korte anekdotische praktijkverhalen en overwegingen over het vak. ‘Rinus Rasenberg is dierenarts. Woont in Limburg, tussen Maas en Roer. Er zwerven kraaien rond zijn woning.

  1. Rasenberg
  2. Rinus
  3. Krassende Kraaien
  4. Hoechst Nederlnad N.V., zonder jaartal, ISBN: 90-71920-05-4, 95 pag. 7 zwart-wit illustraties, inclus. V
  5. ‘Rinus Rasenberg is dierenarts. Woont in Limburg, tussen Maas en Roer. Er zwerven kraaien rond zijn woning. Ze huizen in hoge bomen. Vreten ieder jaar opnieuw, samen met de spreeuwen, de kersenboom leeg. Niets ontgaat hen. Ze zien alles: de zwartkijkers. Aanvankelijk heeft Rinus zich tegen hen gekeerd. Netten gespannen over de bomen. Een kanon in de tuin. Maar niets hield hen tegen. Zijn het vijanden, andersdenkenden, zedeprekers of onheilsprofeten? Je verstoppen heeft geen zin. Fouten en falen worden gezien! En toch, gek eigenlijk: de pruimenboom laten ze ongemoeid. Moet je zien die jaarlijkse oogst! Rinus ziet wat in die kraaien. Is er van gaan houden. Sterker nog: is één van hen geworden. Zweeft somtijds mee. Met de beesten die hun nek uitsteken, zwevend op dampen van ammoniak. Waarschuwende klanken uitstotend over datgene wat er verkeerd gaat in de dierenwereld. Maar  het ook uitkraaiend van plezier bij het overschouwen van pseels geluk onder diervriendelijke mensen. Eén kraai heeft een lamme poot. Zijn kinderen letten speciaal op hem. Kennen hem. Onlangs was hij er weer. Het beest krast er, ondanks zijn handicap, flink op los.. Zingt een beetje vals soms. Ooit zullen zijn kinderen zijn stemmen herkennen….’
  6. Ruim tachtig korte anekdotische praktijkverhalen en overwegingen over het vak.
  7. Laatste kwart 20e eeuw
  8. Regio Limburg
  9. Geen bijzonderheden, voornamelijk kleine huisdieren
  10. Tijd gerelateerd
  11. Zie bv 20.
  12. Tijd gerelateerd
  13. Dierenarts wordt als de deskundige neergezet
  14. Geen bijz.
  15. Auto
  16. Dierenarts is de deskundige
  17. Idem
  18. Tijd gerelateerd
  19. ‘Mijn assistent is vol goede moed aan een sterilisatie poes begonnen. Hij kan echter de eierstokken niet vinden. De moed zinkt hem nu in de schoenen. ‘Kom eens kijken’, vraagt hij somber. ‘Heb je goed gekeken?’ vraag ik…..’Hoezo?’ vraagt hij zich opnieuw af. ‘ooo, je wilt toch niet zeggen dat…?’  ‘Ja, dat bedoel ik , het is een kater’….’Trek het je niet aan. Iedere dierenarts maakt ooit die fout….Als je de eigenaar maar opbiecht dat je stom, oerstom bent geweest: laat zien dat je een vent bent.’
  • Schrijver